Samenvatting
Na de verkiezingen zit Florian von Bismark in een dal. Niet hij maar zijn partijgenoot Sofie Lothar wordt minister van Justitie, en dat zit hem niet lekker. In een poging haar in diskrediet te brengen lijkt een onverwachte connectie met de raf mogelijkheden te bieden. Wat had Sofie Lothar met deze terreurgroep te maken? Geconfronteerd met haar verleden zoekt ze koortsachtig een uitweg. Intussen krijgt Florian te maken met de losse eindjes van zijn eerdere roekeloosheid als de vader van een van zijn vroegere slachtoffers naar de politie dreigt te stappen. Het is een mijnenveld, en de vraag is wie dit zal overleven.
Recensies
Fragment
SOFIE LOTHAR
1
Na afloop van het vragenuurtje kwam ik mijn partijgenoot Florian von Bismark tegen in de wandelgangen van de Bondsdag. Ondanks zijn innemende manier van doen blijf ik hem een onaangenaam mens vinden. Je weet nooit wat er in hem omgaat. Achter die glimlach zit geen warmte, alleen berekening en ambitie.
In het voorbijgaan gaf ik hem een afstandelijk knikje en ik wilde doorlopen, maar hij gaf me niet de kans en hield me staande.
‘Goedemiddag, Frau Lothar.’
Hij stak zijn hand uit, dus ik moest hem wel begroeten. ‘Herr Bismark’, antwoordde ik beleefd.
‘Ik heb de minister van Justitie nog niet persoonlijk kunnen feliciteren met haar benoeming’, zei hij. ‘Maar nu heb ik de gelegenheid. Gratuliere.’
Het kostte hem moeite de bittere ondertoon te verbergen. Ik begreep het maar al te goed: hij zou op mijn plek gezeten hebben, als hij niet was meegesleurd in de val van lijsttrekker Anna-Lotte Holzbauer, die hem had ontdekt als groot politiek talent.
De verkiezingsuitslag moest voor hem persoonlijk een tegenvaller zijn geweest. Waarschijnlijk had hij erop gehoopt dat onze partij, de spd, in de oppositiebankjes zou belanden, zodat hij in alle rust aan zijn comeback kon werken. Maar we konden ons redelijk handhaven en gingen als vanouds weer regeren met de christen-democraten.
‘Het kan raar lopen in de politiek, vindt u niet?’ ging hij verder. ‘U mag onze partijleider beslist dankbaar zijn.’
Het leek me beter geen antwoord te geven. Anna-Lotte Holzbauer had in het schaduwkabinet waarmee de partij de verkiezingen inging, haar favoriet Bismark naar voren geschoven als beoogd minister van Justitie. Ik moest aanvankelijk genoegen nemen met Sociale Zaken, een post waarvoor ik eigenlijk niet veel voelde. Maar toen Anna-Lotte van het politieke toneel verdween, kwam ik onverwachts weer in beeld voor Justitie.
Mijn oude kameraad Manuel Burckhard werd lijsttrekker en maakte zich sterk voor mij. ‘Die ijdele Bismark gaan we lozen, Sofie, en jij komt op Justitie. Wacht maar af, het is een kwestie van handig manoeuvreren tijdens de formatie.’
Ik had er alle vertrouwen in, maar mijn politieke leider volgde een koers die me verbaasde: hij toonde vooral belangstelling voor Sociale Zaken. Even dacht ik dat hij de strijd al had opgegeven, tot hij me uitlegde welk scenario hem voor ogen stond.
‘Ja, ik leg de nadruk op Sociale Zaken, met jou als minister, want dat is nu juist het pijnpunt voor de cdu: je bent kundig en ervaren, maar je staat bekend als radicaal links, dus wie weet met welke voorstellen je komt om de zaak te hervormen. De formateur heeft me daarover al aangesproken. Dat is een perfecte uitgangspositie. Eerst ga ik ertegen in, daarna toon ik enig begrip voor zijn argumenten en ten slotte zeg ik toe dat ik de kwestie nog eens zal overwegen. Dan kom ik met een andere kandidaat op de proppen, gematigder dan jij en met goede contacten bij de cdu. Ik heb al iemand op het oog die kan en wil.’
‘O, juist … en dan laat je mij vallen, maar is dat niet een riskant spel?’ vroeg ik benauwd.
‘Nee, want het is duidelijk dat we voor jou dan een mooie andere post moeten vinden. Je hebt een uitstekende naam als jurist, dus de oplossing ligt voor de hand, jij krijgt Justitie. De cdu kan daar geen bezwaar tegen maken, want wij zijn hen met Sociale Zaken tegemoetgekomen.’ Hij grijnsde. ‘Het is jammer voor onze glamourboy Bismark, maar wie een omelet wil bakken moet eieren breken.’
In werkelijkheid kwam er heel wat meer bij kijken, maar de uitkomst was exact zoals hij had voorspeld.
Bismark weet officieel niets van deze gang van zaken af, maar hij is intelligent genoeg om te kunnen raden hoe het gegaan is, een scherpe politieke neus kan ik hem niet ontzeggen. En nu stond hij me te observeren. Juist op dat moment kwam mijn woordvoerder naar ons toe en beduidde met een hoofdbeweging dat ik door moest lopen.
‘De plicht roept’, zei ik opgelucht. ‘We zien elkaar nog wel.’
‘Vast. Ik volg u op de voet, daar kunt u van op aan’, antwoordde hij, en daar was dat kille lachje weer.
FLORIAN
2
Ze wist niet wat ze moest zeggen, maar ik had gelijk, Burckhard heeft handige spelletjes gespeeld om haar op Justitie te krijgen en mij eruit te werken. Dat weet ze. En ze weet ook dat ik het weet.
Zo loopt het nu eenmaal in de politiek, houdt mijn vriendin Lena me voor. Ze heeft me vaak moeten opmonteren de laatste maanden. ‘Het is pech voor je dat Anna-Lotte is gestruikeld over die corruptiezaak. Terwijl alleen haar man erbij betrokken was. Maar dat is de realiteit, je kunt er maar beter in berusten en wachten op een nieuwe kans. Blijf niet zitten mokken, Florian.’
Die uitspraak is typerend voor Lena. Het treft me vaak dat ze zich hoegenaamd niet druk maakt over haar eigen positie. Bij haar partij is regeringsverantwoordelijkheid al bijna tien jaar niet aan de orde, de Groenen zitten in de oppositie en voelen zich goed in die rol. Dat geldt ook voor Lena. Die wil geen minister worden. Ze is oprecht geïnteresseerd in maatschappelijke problemen, kan zich enorm opwinden over onrecht, veel meer dan ik, eerlijk gezegd, en ze probeert haar steentje bij te dragen aan een oplossing. Haar enige ambitie is regelmatig het woord te kunnen voeren in de Bondsdag en dat lukt haar moeiteloos, ze is welbespraakt en deskundig. Dat ik geen minister ben geworden vindt ze vervelend voor me, maar ze heeft geen idee hoe hard die klap bij mij is aangekomen.
Wachten op een nieuwe kans, zegt ze, en dat klinkt logisch, maar het is niet mijn stijl, ik wil niet afhankelijk zijn van ontwikkelingen die ik zelf niet kan sturen.
Nu ik niet in het kabinet zit, maar een van de vele spd-afgevaardigden ben in de Bondsdag, moet ik mijn politieke toekomst geheel op eigen kracht invullen en alle denkbare belemmeringen uit de weg ruimen. Dat zal veel energie en behendigheid vereisen, maar dat is nu juist mijn sterke kant. Ik heb niet voor niets twee mensen uit de weg geruimd zonder daarvoor gepakt te worden. Dat is natuurlijk niet iets om trots op te zijn, maar het was de enige manier om mijn problemen op te lossen.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel ik profileer me zodanig in de Bondsdag en in de media dat de spd bij de volgende formatie niet om me heen kan. Dat betekent dat ik items moet vinden waarmee ik de pers haal en me populair maak bij de kiezer. Primeurs, opmerkelijke standpunten, onthullingen. Nadeel daarvan is dat ik zo het kabinet voor de voeten kan lopen, wat niet bepaald gewaardeerd wordt in de partij, en het grootste bezwaar is dat ik in het ergste geval pas over vier jaar de vruchten pluk van mijn inspanningen. Bovendien blijft de uitslag onzeker, in die tussentijd kan een briljant politiek talent opstaan dat mijn positie bedreigt.
Het snelste scenario is dat Sofie Lothar tussentijds moet opstappen en er naar een opvolger wordt gezocht. Op dit ogenblik ligt niemand meer voor de hand dan ik, tenzij er een deskundige van buiten wordt aangetrokken, een rechter, een advocaat, een officier van justitie. Alles is onzeker in het politieke bedrijf. Ondanks alle wetmatigheden gaat het soms toch een totaal andere kant op dan je verwacht. Zelf ben ik daarvan wel het meest wrange voorbeeld.
Maar Lothar staat goed bekend, maakt geen fouten, is een befaamd jurist en bovenal een vriendin van onze politieke leider. Onkreukbaar, ver verwijderd van elk schandaal. Corruptie kun je je bij haar eenvoudigweg niet voorstellen.
Haar uiterlijk heeft ze niet mee, maar dat versterkt helaas dat imago van degelijkheid. Het lijkt bijna onmogelijk om Sofie Lothar in diskrediet te brengen. Plagiaat in haar proefschrift misschien? Daar struikelen tegenwoordig nogal wat politici over in dit land, waar de Doktor-titel sinds jaar en dag de sleutel is voor maatschappelijk aanzien en een succesvolle loopbaan. Ik heb nooit tijd gehad om te promoveren en ik ben er ook te lui voor, ik vind mijn weg toch wel.
Lothar en plagiaat, dat vloekt! Maar het is beslist de moeite waard om dat eens na te gaan. Ik probeer het me voor te stellen. Tientallen passages overgeschreven zonder bronvermelding. Schandelijk, de wetenschappelijke wereld huivert. Grote koppen op de voorpagina’s van de kranten, de universiteit ontneemt haar na onderzoek de Doktor-titel. Smadelijke aftocht. Voor haar opvolging circuleert de naam van de vorige schaduwminister Florian von Bismark, oorspronkelijke kandidaat voor deze post.
Zoiets moet het worden. Zij eruit, ik erin.
Ik vind wel wat. Als het niet plagiaat is, dan wel iets anders.
Iedereen heeft een geheim. Ook zij.
3
De politie belde dat mijn moeder was overleden. Ze was gestruikeld over de kat toen ze met de buurvrouw in de keuken aan de Kaffee und Kuchen zat en opstond om de suikerpot te pakken. Ze viel tegen het aanrecht en brak haar nek. Als het een troost voor u mag zijn, ze was op slag dood, zei de vriendelijke politieman aan de telefoon. De bejaarde buurvrouw was van schrik ook bijna doodgebleven en lag nu met hartklachten op de intensive care. Ik had hem nooit gemogen, maar mijn moeder was dol op de donkergrijze kartuizer met zijn jaloerse gele ogen. Ze verwende de vetzak sinds jaar en dag met een onophoudelijke stroom lekkere hapjes, en dit was dus haar beloning.
Het nieuws schokte me nauwelijks. Onze relatie was na mijn vaders dood, inmiddels vijf jaar geleden, nooit meer hersteld. Ze had niet eens iets laten horen toen ik in de problemen kwam en mijn politieke opmars ruw werd gestuit. Keer op keer had ik geprobeerd haar te bellen, maar zonder succes. Ik was ervan overtuigd dat ze thuis was, maar expres niet opnam. Haar kennende had ze mijn mobiele nummer op een briefje geschreven en naast de telefoon gelegd, om zichzelf bijtijds te waarschuwen dat het haar zoon was die belde. Mijn vaste lijn bood geen alternatief, want dan kwam het onheilspellende Berlijnse netnummer 030 tevoorschijn. Ze had geen antwoordapparaat. Ik legde me erbij neer.
Maar nu was ze dood, er moest van alles worden geregeld en bij gebrek aan broers of zusters mocht ik deze klus opknappen. Ik vertelde Lena dat ik de volgende dag vroeg naar Oldenburg zou rijden. Mijn moeder is overleden, zei ik, ja dank je, nee, je hoeft niet mee, het is lief dat je het aanbiedt, maar ik moet daar de boel organiseren, laat me dat maar alleen doen. ‘Ik rij vroeg weg, om een uur of zes. Wanneer ik terugkom weet ik niet precies, ik denk dat ze vrijdag begraven wordt, maar ik bel je in ieder geval nog.’
Eind van de ochtend kwam ik aan in Oldenburg, de stad van mijn jeugd waaraan ik niet uitsluitend goede herinneringen bewaarde, hoe genoeglijk en kneuterig de binnenstad ook is. De politie had het huis afgesloten en bewaarde de sleutels op het bureau, zei de vrouw aan de telefoon, ik kon ze daar komen ophalen. Met professioneel meegevoel werd ik gecondoleerd en ik trok het bijbehorende verdrietige gezicht, zodat iedereen tevreden was.
Het was een vreemde ervaring in het ouderlijk huis terug te zijn en de geur te ruiken van iets wat zich niet liet benoemen, maar die, als ik mijn ogen sloot, deed denken aan boenwas, schoonmaakmiddel en vet; waarschijnlijk had mijn moeder zelf de Kuchen voor de buurvrouw gebakken. Ik bleef een ogenblik stilstaan om de luchtjes op te snuiven, maar die maakten geen enkele emotie los, behalve het gevoel dat ik snel aan de slag moest. Maar waar te beginnen? Het was een hele lijst: begrafenis regelen, nalatenschap afwerken, rekeningen voldoen, het huis leegruimen, vooral dat laatste was tijdrovend. Zelf wilde ik niets hebben, geen stijlbreuk alsjeblieft in mijn prachtige appartement aan de Berlijnse Steinplatz. Boeken, cd’s, politieke werken uit mijn vaders bibliotheek. Eerst maar eens kijken of er geen kringloopwinkel of uitdragerij bestond die alle troep gratis wilde komen afhalen.
Door de achterdeur kwam de overbuurman binnen. Hij drukte mompelend zijn medeleven uit, mede namens zijn vrouw. Toen hij me plechtig omarmde, voelde ik hoe mijn lichaam zich in afkeer spande. Hij rook uit zijn mond. Ik kende hem nauwelijks, het echtpaar was een jaar voor mijn vaders dood tegenover ons komen wonen en ik had de man hooguit drie keer ontmoet. Maar hoewel hij me eerder nieuwsgierig dan hulpvaardig leek, kwam hij nu goed van pas, want als voormalig boekhouder had hij de financiële zaken van mijn moeder behartigd. Wantrouwig sloop hij achter me aan, nadat hij had uitgelegd waar de papieren lagen: in de bovenste la van de secretaire in de donkere achterkamer.
Tot mijn verrassing was een fatsoenlijk testament opgemaakt, waarvan een afschrift in de la lag. Ik kreeg mijn wettelijk erfdeel en mijn zoontje Jonas een flink legaat, evenals de kerk en de plaatselijke dierenbescherming. Mijn moeder had afspraken gemaakt met de begrafenisondernemer en de geestelijke uitgekozen die in het kapelletje van het kerkhof een korte dienst zou leiden. De plek was bekend, ze kwam bij mijn vader te liggen, in een tweepersoonsgraf, waar verder niemand bij kon, zelfs al had ik dat gewild.
Het was me niet duidelijk waar de moorddadige kater zich verstopt had, maar gelukkig bleken de overbuurman en zijn vrouw zich over het monster ontfermd te hebben. Tot drie keer toe kreeg ik de vraag voorgelegd of ik hem niet mee naar Berlijn wilde nemen, maar ik loog bedroefd dat ik allergisch was voor katten en nam haastig afscheid.
Als cdu-politicus had mijn vader in Oldenburg een zekere status gehad en tot onze huisvrienden behoorde de notaris die het testament van mijn moeder had opgemaakt. Hij was nog dezelfde vriendelijke man, die mij onmiddellijk ontving en bereid was de afhandeling van de nalatenschap op zich te nemen. Zelf zou ik een makelaar opdracht geven de verkoop van het huis in gang te zetten en ik beloofde de tent te ontruimen.
Buiten regeerde de nazomer. Ik maakte een wandeling in de Schlossgarten en dacht na over de twee eindeloze dagen die voor me lagen tot de begrafenis. Ik moest bijvoorbeeld ergens overnachten. Het ouderlijk huis was geen optie, huiverend stelde ik me voor hoe ik daar een bed of de divan zou opzoeken, in de badkuip zou gaan liggen. Ik zou overal mijn moeders aanwezigheid voelen en dat wilde ik nu juist voorkomen.
Het was maar goed dat ze mijn telefoontjes nooit had aangenomen. Wat had ik moeten zeggen, als ze had gevraagd hoe het met me ging? ‘Kan niet beter, moeder. Vorige winter heb ik een collega uit de Bondsdag vermoord en mijn vroegere wiskundeleraar heeft me daarbij geholpen. Meneer Mattes. Schrikt u daarvan? Ja, ik weet, het gaat ver. Maar wat die collega van plan was, zou mijn ondergang betekend hebben. Om met Nietzsche te spreken: als je een waarom hebt, is het verder alleen nog maar een kwestie van hoe. In de politiek ben je kwetsbaar. Ik moest hem wel uit de weg ruimen, er zat niets anders op, begrijpt u? En dat is nog lang niet alles, maar daar wil ik u nu niet mee lastigvallen.’
Ik proestte opeens van het lachen. Een jongetje dat zijn hond uitliet keek me verschrikt aan. Er liep een gek in het park, zou hij bij thuiskomst tegen zijn moeder zeggen.
Op mijn telefoon zocht ik bij luxehotels, de keuze viel op het Altera in de binnenstad. De kamer bleek net zo gerieflijk als de foto’s op internet hadden beloofd. Met een voldaan gevoel nam ik een bad, pakte een flesje sekt uit de minibar en strekte me uit op het comfortabele bed, waar ik vrijwel onmiddellijk in slaap viel.