(24.05.2013)
Wie eenmaal de Duitse hoofdstad heeft bezocht, weet er alles van. Je ontkomt niet aan de snoezige `Ampelmännchen´ die de oversteekplaatsen bewaken. Ze staan ook op t-shirts, pennen en asbakken. En dan de Trabantjes waarmee je een tochtje door de stad kunt maken. Toeristen kijken lachend naar de verklede grenswachten bij Checkpoint Charlie en de Brandenburger Tor, die zogenaamde inreispapieren afstempelen. De DDR is een troetelkind geworden. De verdwenen staat van arbeiders en boeren is zo op het oog alleen nog terug te vinden in rariteiten, souvenirwinkels en films waarin vrolijke jongeren de veldwachters van de Volkspolizei foppen. Natuurlijk zijn er ook serieuze boeken en speelfilms waarin het systeem aan de kaak wordt gesteld, televisieseries en documentaires, maar dat is vooral high culture. Over het geheel genomen is er sprake van `verniedlichung´, zoals de Duitsers dat zelf noemen: de DDR is gewoon een schattig stukje verleden geworden.
Tot nu toe is het protest daartegen niet meer geweest dan wat knorrig gemompel en waarschuwende woorden, onder meer vanuit kringen rond de voormalige Stasi-gevangenis Hohenschönhausen, een schrikbeeld dat je ook niet gauw vergeet als je er een keer bent geweest. Maar die protesten werden steeds overspoeld door het veel luidere commerciele koor van degenen die de DDR vermarkten. Wel is nu eindelijk besloten een gedegen museum over de voormalige dictatuur op te richten, in plaats van het drukke DDR-museumpje aan de Spree waar je van die leuke bekers met Ampelmännchen kunt kopen.
Maar sinds kort is het tij gekeerd. Zelfs zo heftig dat de CDU en de liberale FDP een verbod eisen op het tonen van de oude SED-symbolen, de voormalige socialistische partij, en met name van uniformen. Zo’n verbod geldt ook in andere ex-communistische staten zoals Hongarije, Tsjechie en Letland. Aanleiding is de 9e mei, de Russische 5e mei zou je kunnen zeggen: de dag waarop de overwinning op Nazi-Duitsland wordt gevierd. In Berlijn wordt dan elk jaar een plechtige herdenking georganiseerd bij het grote Russische monument in het Treptower Park, die doorgaans zonder incidenten verloopt. Maar dit jaar werd de plechtigheid opgeluisterd door een regiment mannen in Stasi-uniformen, dat daar marcheerde met de bekende `Stechschritt´, de paradepas. Beentjes omhoog. En bovendien niet alleen de harde kern van de oude garde, die sinds de ondergang van de DDR contact houdt via internetsites en bijeenkomsten, maar ook jongeren. Dat schoot veel mensen in het verkeerde keelgat en het resultaat is uiteraard een pittig publiek debat.
Zo’n openlijke parade is een belediging van iedereen die onder het boosaardige DDR-regiem heeft geleden, vinden velen. De directeur van de voormalige Stasi-gevangenis in Hohenschönhausen, Hubertus Knabe, is van mening dat Duitsland in het geval van de DDR de fijngevoeligheid heeft verloren waarmee je met een voormalig schrikbewind moet omgaan. De slachtoffers van het regiem voelen zich in de steek gelaten, zegt hij, ze hebben het gevoel dat hun lijden niet serieus wordt genomen. Nazi-uniformen en hakenkruisen zijn ook verboden, dus waarom mogen DDR-symbolen wel vrij worden vertoond, vraag hij zich af. Een krant vroeg hem of hij die twee systemen dan op één lijn stelt, en daarop had Knabe een intelligent antwoord: natuurlijk niet, diefstal en moord zijn ook niet hetzelfde, al worden ze beide bestraft.
De Traditionsverein Nationale Volksarmee, waarin het heimwee naar de goeie ouwe tijd is belichaamd, krijgt belastingvoordelen, omdat die beschouwd wordt als een vereniging die het maatschappelijk belang dient. Vanuit CDU en FDP wordt erop aangedrongen de vereniging deze status te ontnemen. Verder zou paragraaf 132a van het wetboek van strafrecht, over het misbruik van uniformen, aangescherpt moeten worden. Weg met het troetelschurkje DDR. De regering heeft nog geen standpunt ingenomen.